Effectief leren in groepsverband

Het is een oude tegeltjeswijsheid uit het onderwijs: ‘Gij zult oefenen’. Het klinkt misschien oubollig, zeker vanaf een tegeltje, maar het blijft onverminderd waar. Leren doe je eerst en vooral door te oefenen. Maar wat geef je je toehoorders eigenlijk te oefenen? Hoe zorg je ervoor dat hetgeen je groepsleden oefenen, ook daadwerkelijk is wat je als docent of EKC beoogt dat ze leren?

In wezen staan deze vragen centraal tijdens het EKC-symposium onder leiding van Artesc-oprichter en docent Gijs Meeuwsen, op de regenachtige namiddag en avond van 10 oktober. Voor dit symposium monsteren 29 EKC’s aan op een druk deinende Boot10, tegen het decor van de Rotterdamse skyline.

Of het nou middelbare scholieren zijn of aanwezigen bij een fto- of intervisiebijeenkomst: deelnemers oefenen altijd wel iets. In het ideale scenario is dat de kennis of vaardigheid die gedoceerd of besproken wordt; in een minder ideaal scenario maken ze zich de kunst van het tijdverdrijven nog een graadje verder meester. Gijs Meeuwsen neemt als voorbeeld een jongetje van vijf jaar, dat thuiskomt van school, zijn jas op de grond gooit, en onverwijld met zijn lego gaat spelen. Vader slaat zijn zoon gade vanuit de keuken en besluit in te grijpen: ‘Dat hadden we toch niet afgesproken? Jassen horen aan de kapstok. Ik zal het nog een laatste keer voordoen, maar de volgende keer moet je het heus zelf doen’, waarna vader de daad bij het woord voegt en de jas van zijn zoon ophangt. ‘De vraag is’, aldus Meeuwsen, ‘wat het zoontje hier oefent. Oefent hij zich nu in het netjes ophangen van zijn jas? Of leert hij vooral dat als hij het niet doet, zijn vader het wel voor hem zal oplossen?’

Dat de aandacht van de toehoorder afneemt als functie van de tijd, is voor docenten een bekend probleem. Zelfs bij de beste sprekers blijft onder de toehoorders slechts een deel van wat er gezegd wordt, hangen bij het publiek. Toch heeft de hoeveelheid informatie die blijft hangen alles te maken met de manier waarop er wordt gesproken, of de afwisseling aan inhoud waarmee het programma wordt gevuld. De sleutel tot de aandacht vasthouden ligt bij het inzicht dat communicatie normaalgesproken interactief is. We zijn gewend dat de ene spreker enkele zinnen uitspreekt (met een duur van luttele seconden), en dat je daar vervolgens zelf op reageert. Op deze interactie is onze aandachtsspanne gebaseerd. De afwisseling houdt ons wakker, met als consequentie dat we ook tijdens een lezing of bijeenkomst om de paar seconden behoefte hebben aan nieuwe input. Een docent of groepsleider kan bepaalde kunstgrepen toepassen om de afwisseling erin te brengen en zodoende de toehoorders bij de les te houden. Een ander toverwoord is ‘emoties’.

Neem het voorbeeld van een kookprogramma op televisie. Welke middelen heeft een programmamaker om het publiek aan het kijken te houden? Een monotone manier van praten helpt in ieder geval niet, zo laat Meeuwsen op treffende wijze zien door in rap tempo en monotone klanken de kijker te verwelkomen en het recept voor appeltaart op te dreunen. Het is meteen duidelijk dat je daarbij afhaakt. Ook het uitstralen van signalen van ‘saaiheid’, ‘traagheid’ en ‘strengheid’ werken saboterend, omdat ze negatieve emoties oproepen. Wat daarentegen wel helpt, is het opwekken van positieve emoties. Geef het publiek om te beginnen bijvoorbeeld de indruk dat ze welkom zijn, en dat wat je gaat doen de moeite waard is. Zorg er daarbij voor dat de gevoelens die stimulerend werken de boventoon voeren, zoals enthousiasme of suspense: ‘het gevoel oproepen dat er iets heel spannends staat te gebeuren’. Verrassingseffecten creëren werkt ook goed.

Zomaar een greep uit de gereedschapskist van de acteur, zodat de volgende intervisie- of fto-bijeenkomst er eentke wordt om je te herinneren. En tot slot een aanrader van Gijs Meeusen voor de liefhebber: kijk eens op Youtube naar het filmpje ‘About the Brain’, van John Cleese. Om u een beeld te geven van hoe snel de aandacht kan verslappen als je het verkeerd doet ;-)