Column: de gezinsvoogd vraagt: de zorgprofessional moet spreken?

Column: de gezinsvoogd vraagt: de zorgprofessional moet spreken?
Per 1 januari 2015 hebben gezinsvoogden een wettelijk recht op informatie gekregen. Daardoor moeten zorgprofessionals informatie geven, zo nodig zonder toestemming van de betrokkenen. De wet legt een spreekplicht op indien de gezinsvoogd om informatie verzoekt die noodzakelijk is om een ondertoezichtstelling uit te kunnen voeren.
 
Deze spreekplicht is vastgelegd in de nieuwe wet Herziening Kinderbeschermingsmaatregelen die 1 januari 2015 van kracht is geworden. De zorgprofessional heeft niet alleen een spreekplicht maar ook het recht om op eigen initiatief contact te zoeken met de gezinsvoogd. Tot 1 januari 2015 kon er alleen informatie worden
uitgewisseld met uitdrukkelijke toestemming of bij een ‘conflict van plichten’ en zelfs dan met uiterste terughoudendheid vanwege de aard van de gegevens. Het belang van gegevensuitwisseling tussen de Jeugdzorg en de gezondheidszorg is groot. Het bekend worden van gegevens uit de gezondheidszorg kan verstrekkende gevolgen hebben voor de betrokkenen, met name derden.
 
De oude situatie:
Momenteel rust op alle professionals in de gezondheidszorg de plicht tot geheimhouding, art. 88 Wet BIG. Het doorbreken van het beroepsgeheim kan strafbaar zijn, maar het geheim is ook weer niet absoluut. Een aantal uitzonderingen staan in de Wet op de geneeskundige behandelingsovereenkomst (WGBO). In art. 7:457 BW staan aparte regels voor het verstrekken van inlichtingen over de patiënt aan derden. Ten aanzien van zorgprofessionals die rechtstreeks betrokken zijn bij de uitvoering van de behandelovereenkomst geldt de geheimhoudingsplicht niet, art. 7: 457, lid 2 BW. Medewerkers van het Bureau Jeugdzorg en de jeugdzorgaanbieders zijn niet rechtstreeks betrokken bij de behandelingen en het beroepsgeheim was in de oude situatie dan ook onverkort van kracht. Doorbreking van het beroepsgeheim is toelaatbaar ‘met toestemming van de patiënt’, ‘indien de wet het verplicht’ en ook bij een ‘conflict van plichten’. Indien de betrokkene toch besluit om zijn beroepsgeheim te doorbreken, is het mogelijk dat hij zich voor de rechter beroept op art. 40 Sr. (overmacht). Door dit artikel kan de strafbaarheid van het doorbreken van het beroepsgeheim komen te vervallen vanwege de situatie van overmacht.
 
In de oude situatie was er voor het uitwisselen van gegevens met de gezinsvoogd altijd toestemming nodig van de jeugdige en/of zijn wettelijke vertegenwoordigers. Zonder deze toestemming waren de mogelijkheden om informatie te delen met de gezinsvoogd zeer beperkt. Alleen een situatie waarbij er sprake was van ‘een conflict van plichten’ was er ruimte om informatie te delen, maar die uitzondering is vooral bedoeld voor situaties waarbij er gevaar dreigt voor het kind. Voor de invoering van de wettelijke spreekplicht moesten zorgprofessionals zich dus zeer terughoudend opstellen richting de gezinsvoogd. In de tuchtrechtspraak werd dit ook bevestigd. Deze terughoudendheid kon in sommige situaties leiden tot problemen in de continuïteit van de zorgverlening aan de jeugdigen en de noodzaak om dit te veranderen is door de overheid onderkend.
 
De nieuwe situatie:
De noodzaak tot verandering heeft geleid tot het Wetsvoorstel waarmee de positie van de gezinsvoogd werd versterkt. Het Wetsvoorstel was omvangrijk, naast de regeling voor de versterking van de positie van de gezinsvoogd werd onder andere de maatregel van opgroeiondersteuning (MvO) en de ‘maatregel van beëindiging van gezag’ geïntroduceerd. Er is nu een bepaling aan de Wet op de Jeugdzorg toegevoegd die zorgprofessionals met een beroepsgeheim verplicht om desgevraagd (of uit eigen beweging) aan de gezinsvoogd informatie te verstrekken die noodzakelijk is ter uitvoering van een ondertoezichtstelling. Aanvankelijk was er alleen een spreekrecht voorgesteld, later is daar een spreekplicht van gemaakt. Volgens de Memorie van Toelichting speelt informatieverstrekking een belangrijke rol voor een goede uitvoering van de ondertoezichtstelling en daarvoor heeft Bureau Jeugdzorg (onder andere) informatie nodig uit de medische sector.
 
Knelpunten
De nieuwe spreekplicht naar de gezinsvoogd gaat ver en er kunnen knelpunten ontstaan als het gaat om de belangen van derden. Niet alleen feiten en omstandigheden die de jeugdige betreffen kunnen worden opgevraagd, maar ook feiten en omstandigheden die de persoon van een ouder of voogd betreffen. Zelfs informatie van overige gezins- of familieleden kan worden opgevraagd die van belang kan zijn voor een goed oordeel over de opvoedingssituatie van het kind. Een knelpunt is het feit dat de kring van personen waarover informatie verstrekt mag worden niet duidelijk is. Broers en zussen of álle personen die op hetzelfde adres wonen? En welke informatie mag worden verstrekt over die personen? In hoeverre kan het belang van het kind deze gegevensverstrekking legitimeren?
 
Volgens de opstellers van de nieuwe regeling moet het in ieder geval gaan om informatie over feiten en omstandigheden die de verzorging en opvoeding betreffen, informatie over andere gezinsleden zoals broers en zussen en zelfs informatie over ‘foute vrienden’ kan hieronder worden geschaard, omdat deze informatie van belang kan zijn voor de opvoeding van het kind. Bij inlichtingen over een ouder of voogd kan bijvoorbeeld gedacht worden aan de psychische gesteldheid of een criminele achtergrond. Volgens het ‘Model Samenwerkingsafspraken Informatie-uitwisseling in verband met kindermishandeling tussen (geestelijke) gezondheidszorg en AMK, Bureau Jeugdzorg en Raad voor de Kinderbescherming’ bepaalt de gezinsvoogd welke informatie van belang is, maar waar ligt die grens? En bij wie ligt de eindverantwoording voor het bepalen van die grens? Bij de zorgprofessional of bij de gezinsvoogd? Een waardeoordeel mag bij het verstrekken van informatie niet worden gegeven, maar informatie van anderen mag wél gegeven worden, indien dat wordt vermeld. Wat zijn de waarborgen dat deze informatie over gezins- en familieleden feitelijk en zonder waardeoordelen zal zijn? Dit probleem is al onderkend in de toelichting op het Model Samenwerkingsafspraken Informatie-uitwisseling waarin wordt gesproken over een spanningsveld als er niet alleen om feitelijke informatie wordt gevraagd maar ook om het geven van een (voorlopig) medisch oordeel of een taxatie van de situatie.
 
Het bovengenoemd model is mede opgesteld in 2012 om te anticiperen op de nieuwe regelgeving en ter verduidelijking van de toentertijd beoogde spreekplicht, en de KNMG Meldcode kindermishandeling en huiselijk geweld (2014) anticipeerde ook op de beoogde spreekplicht. Beide modellen bieden nog te weinig handvaten om bovengenoemde knelpunten op te lossen. De veelheid aan wetten en regels met open normen, brengt een grote rechtsonzekerheid mee voor zorgprofessionals die hun geheim (willen) doorbreken.
 
De tijd zal het leren..
De wetgever heeft door deze nieuwe wetgeving een stap genomen om ervoor te zorgen dat er -in het kader
van een ondertoezichtstelling- minder vrijblijvend gegevens worden uitgewisseld en daarmee een stap gezet
om duidelijkheid te bieden en twijfels weg te nemen bij de zorgprofessionals. De tijd zal moeten uitwijzen of
de wettelijke versterking van de positie van de gezinsvoogd het gewenste resultaat heeft en of
zorgprofessionals nu eerder overgaan tot het delen van informatie met Jeugdzorg.
 
Mai Fleetwood-Bird is 20 jaar werkzaam als logopedist in de eerste lijn en tevens jurist gezondheidsrecht. Door KOEL
wordt zij ingezet als juridisch adviseur, zij verzorgt na- en bijscholing gezondheidsrecht voor de eerste lijn en schrijft een
column gezondheidsrecht in onze nieuwsbrief. U kunt haar bereiken via manager Wilmar van Dop.
 
Bronnen
*V.E.T. Dörenberg, ‘Gegevensuitwisseling tussen jeugdzorg en gezondheidszorg’, FJR 2013-53, afl. 5, p.
140-146.
*V.E.T. Dörenberg, ‘De gezinsvoogd in de spreekkamer’, TVGR 2014-38, afl. 8, p. 641.
*L. Janssen, Model Samenwerkingsafspraken Informatie-uitwisseling in verband met aanpak
kindermishandeling tussen (geestelijke) gezondheidszorg en AMK, Bureau Jeugdzorg en de Raad voor de
Kinderbescherming, De Afspraken, november 2012.
*L. Janssen, Model Samenwerkingsafspraken Informatie-uitwisseling in verband met aanpak
kindermishandeling tussen (geestelijke) gezondheidszorg en AMK, Bureau Jeugdzorg en de Raad voor de
Kinderbescherming, De Toelichting, november 2012.
*KNMG-meldcode Kindermishandeling en huiselijk geweld, Koninklijke Nederlandsche Maatschappij tot
bevordering der Geneeskunst, april 2014.
*E.M. van de Putte e.a., Medisch handboek kindermishandeling, Houten: Bohn Stafleu van Loghum 2013.
*Memorie van toelichting Herziening Kinderbeschermingsmaatregelen, Kamerstukken II 2008/09, 32015, nr.
3.
*Wetsvoorstel Herziening Kinderbeschermingsmaatregelen, Kamerstukken II 2008/09, nr. 2.
*Kamerstukken II 2010/11, 32 015, nr. 21.
*Kamerstukken I 2010/11, 32 015, nr. A.
*Rb. Rotterdam 9 mei 2006, LJN AX2185.
*RTG Zwolle 24 mei 2012, LJN YG2050. RTG Zwolle 6 september 2013, ECLI:NL:TGZRZWO:2013:29. CTG
19 december 2013, C2012.266. RTG Amsterdam 11 maart 2014, ECLI:NL:TGZRAMS:2014:20. RTG
Groningen 28 december 2012, VP2012/23. RTG Zwolle 10 mei 2012, LJN YG2018. RTG ’s Gravenhage 21
december 2010, LJN YG0776. CTG 11 juni 2009, TvGR 2010/16, m.nt. J.C.J. Dute.
*Overzicht 2013 - AMK, www.amk-nederland.nl/contents/documents/jaarverslag-amk-2013.pdf